Woensdag 27 juni Gennerbucht - Kalvo
“Wat leren we hiervan?”zal na vandaag voorlopig het thema worden van onze gesprekken. Na een nacht met vreselijke storm en regen waarin we vrijwel geen oog hebben dichtgedaan, we gekleed in zeilkleding en reddingsvest op bed lagen en regelmatig probeerden om de heksenketel buiten in de gaten te houden (wat niet lukte omdat er geen hand voor ogen te zien was) ging er iets vreselijk mis. Plots voelden we dat het schip anders bewoog; het gierde niet meer achter de ankerboei en leekt verlost van een last. Het leek de strijd tegen de elementen te hebben opgegeven en zich rustig in de beweging van de golven te vleien. Dat deugt niet! Daar gaat iets vreselijk fout voelden we beiden.
Jan ziet dat de boei nog aan de lijn vastzit maar dat deze met boot en al vrijwel op de kust ligt. Henneke start de motor, Jan knoopt de lijn los. We voelen de kiel over de grond schuren. De bodem is keihard zand met kiezel en steen. Vol kracht achteruitslaan is de enige optie. We hoeven elkaar niets te zeggen. Nooit hebben we een dergelijke panieksituatie geoefend , maar we blijken een goed team. We krijgen de kont van Lena niet in de wind, Motor in de vooruit, haar kop wil niet draaien. De lange kiel ligt al vast, nogmaals achteruitslaan: een harde ratel is het gevolg, het toerental daalt. Voorzichtig vooruit schakelen: Het ratelen blijft. De motor neutraal draait rustig, dan beter uitzetten. Er is iets in de schroef terecht gekomen.

Lena is vleugellam. Het is zes uur en we liggen tegen een steil oplopende kust in een vliegende storm die vrijwel dwars op het schip staat. De wind is vannacht gedraaid van ZW naar NW (dat zat in de weersvoorspelling evenals de toename tot windstoten met orkaankracht). Bij iedere zware windstoot en hoge golf schuift Lena met haar negen ton staal verder de kust op. Via de marifoon belt Jan de kustwacht, het duurt lang voor er verbinding is. Zij ontvangen ons slecht. Het bericht over onze stranding, onze positie en verzoek om bijstand moet vaak herhaald en gespeld worden. Terwijl zij zoeken naar welke hulp geboden kan worden, gaat Jan aan een veiligheidslijn met een mes het water in om de schroef te klaren. Het is koud. Het water is niet diep meer. Zijn hoofd blijft tussen de golven door boven water. Er zitten touwen en een stuk ketting in de schroef. Na een kwartier is de schroef vrij. Met Jan weer aan boord wordt dat gecontroleerd. Het werkt, maar het schip ligt al veel de hoog op de kust om op eigen kracht in beweging te kunnen komen. Het helt nu al zeker 30 graden, wat langzaam maar zeker nog verder zal toenemen.
We zoeken weer contact met Lyngby-radio (kustwacht) vertellen dat de motor weer bruikbaar is maar dat we niet weg kunnen zonder hulp. Zij kunnen een reddingsboot sturen, maar die is er pas over anderhalf uur en dat moeten we wel betalen. Het is ons niet helemaal duidelijk of het om een berger of om de reddingsdienst gaat. We hebben geen keus, laat die boot maar snel komen. Lena ligt bijna op haar kant, op de vloer kan niet gestaan worden. Op de zijkant van de trap kunnen we de kuip in waarin we ook op de zijkant moeten lopen. In de kajuit steunen we tegen de keuken en de tafel. Het water staat tot aan het boord aan bakboord, nog maar enkele centimeters en het dek komt onder de waterlijn. Het is een uur of zeven en we zijn koud en nat, de kajuit lijkt een steeds grotere chaos te worden. We wachten in stilte. Veel persoonlijk gevaar lopen we niet. We kunnen ons zo van boord laten glijden en door het water de kust op lopen. Maar hoe groot is de schade aan de boot en kunnen we nog wel worden losgetrokken? Lena ligt muur vast, buiten lijkt de storm iets af te nemen. Later horen en lezen we dat er windkracht 9 met uitschieters naar 10 Bft is gemeten. Dat is zeer ongebruikelijk in deze tijd van het jaar voor deze omgeving. Lingby-Radio roept ons op en deelt mee dat de boot is uitgevaren om 8.15 en tegen 10.00 uur bij ons kan zijn. We geven details over waterdiepte, afstanden enz. en ons Deense telefoonnummer om ook vanaf de kant bereikbaar te zijn.

We wachten en zwijgen. Een tasje met alle papieren en geld hangt klaar voor het geval dat we plotseling van boord zouden moeten. Om 9.15 worden we gebeld, op de kust staat een man van de reddingsploeg klaar met een lijn van 100 meter die we aan boord moeten halen. Jan gaat in de rubberboot naar de kant. Voor de zekerheid is de rubberboot met een lijn aan Lena geborgd en Henneke trekt hem ermee terug. Roeien is niet gemakkelijk met deze wind. De man verdwijnt in de bosjes. Om 9.45 komt een voormalige viskotter met drie bemanningsleden aanvaren. Via de marifoon houdt Henneke contact met ze en met de man aan de wal die er ook weer staat. De kotter moet op diep water blijven en het overbrengen van de lijn is niet eenvoudig. Vanaf de kotter laat men een aan een dunne nylon vislijn gebonden stootwil in het water, die door de wind onze kant wordt opgeblazen. Hij drijft weg van Lena en met de rubberboot wordt het ding binnengehaald. De sleeplijn wordt eraan verbonden en met het inhalen van de vislijn wordt boei en sleeplijn naar de kotter getrokken. De lijn wordt om de voet van de bezaansmast gebonden; het achterschip ligt naar diep water. Op het moment dat wordt getrokken duiken we de kajuit in om veilig te zijn bij het breken van de lijn. Dat is levens gevaarlijk. De lijn kan 8 ton hebben en de kotter trekt er 6, maar zeker ben je nooit. Lena komt niet los. De kotter draait door het trekken naar ondiep water, de lijn wordt losgegooid en op ons schip binnen gehaald. Door de enorme krachten is het staal van de voet van de mast beschadigd. De volgende poging zal via het voorschip plaatsvinden. De boei komt weer over, wordt binnengehaald en de lijn wordt overgehaald. Het schip ligt bijna op zijn kant en het valt niet mee om op het voordek te komen om de lijn om de mastvoet te binden en veilig geborgd over het voorschip te leiden. Het risico dat de zeereling, de boegspriet, ankerlier of het ergste de voorstag stukgaan moet vermeden worden. Het trekken begint opnieuw. Lena schuift iets op en kantelt over de kiel op de andere zijde waar ze op de grond, maar in iets dieper water valt. De patrijspoorten verdwijnen onder water en wij vallen tegen de andere zijde in het schip. Het schip schuurt en bonkt over de grond en komt steeds meer overeind. We drijven weer en schieten achter de kotter aan richting diep water. Met de schrik nog stevig in de benen laten we ons eerst enkele minuten voortslepen. Het is noodweer. Verder uit de baai zijn de golven behoorlijk en slingeren we enorm heen en weer. Alvorens de lijn los te gooien proberen we of we op eigen kracht kunnen varen en sturen. Gelukkig gaat dat. De kotter begeleidt ons op veilige afstand naar het kleine haventje van Kalvo. Het is door de wind en de regen moeilijk aanvaren, we zien geen hand voor ogen. De motor draait op volle toeren om te kunnen blijven sturen. Henneke stuurt en Jan probeert te zien hoe het veiligst aangevaren kan worden. Dichter bij de haven is er nog maar weinig zeegang. We hebben geluk dat er een box vrij is tegen de wind in. Twee aardige Denen vangen op de steiger de lijnen op en om half twaalf liggen we veilig en rustig. Op het eerste oog valt de schade mee. De kotter is op de terugweg naar Aabenraa. Jorgen Jensen, de man die vanaf de kant de lijn aangaf komt even later met de auto naar ons toe. Hij komt aan boord om de zaken verder af te handelen. Hij vertelt ons dat in Denemarken op de Oostzee geen georganiseerde reddingsdienst is zoals in omringende landen. Hij is met een aantal anderen bezig zoiets van de grond te tillen. De kotter is zijn eigendom en betaald zich met charteren. De bemanning is, net als hij, vrijwillig. Hij is leraar aan een beroepsopleiding, zijn zoon, die meevoer, is trainer van brandweerlieden, de andere man werkt in een ziekenhuis en de schipper is een ex-visser. Ze hebben zich getraind in reddingswerk en willen de zaak verder uitbouwen. Het bergingsloon is om de kosten te dekken en de organisatie op te bouwen.
Jan krijgt een lift naar een bank in Aabenraa 10 km verderop en Henneke maakt de boot aan kant. In Aabenraa wordt na de bankzaken op de kade gewacht tot de kotter weer in de haven ligt, de wind is al een stuk minder. Jorgen wordt gebeld door de krant, er was vanochtend een verslaggever bij hem op de kust die via de politie hoorde dat er iets aan de hand was; Morgen komt er een stukje in de krant. Hij is blij met zo'n verslag omdat het goede reclame voor zijn redingsorganisatie is.

Er wordt betaald en de bemanning wordt nog eens uitgebreid bedankt voor hun hulp. Terug op Lena is het of er niets is gebeurd, alles is weer opgeruimd en op zijn plaats. Henneke ligt onder een plaid met de verwarming aan en probeert op temperatuur te komen. We zijn geschrokken maken warme thee en gaan een kleine wandeling maken. Jorgen vertelde dat op Kalvo aan het haventje een goed restaurant is, verder is er ook niets. We willen er vanavond iets eten om ons overleven te vieren. Als we tegen 7uur binnenlopen zijn alle tafeltjes bezet of gereserveerd. We kunnen het na anderhalf uur nog eens proberen. We maken onze tweede wandeling in een beetje druilerig weer. De wind is gaan liggen. Er komt geen plek meer vrij die avond. We eten op Lena de rest linzensoep op die in de pan de stranding ook heeft overleefd. We gaan vroeg naar bed, heerlijk rustig ligt de boot aan 4 lijnen afgemeerd.